|
||||||||
|
Craig Taborn (Minneapolis, 1970) wordt algemeen beschouwd als een van de indrukwekkendste en fantasierijkste jazzpianisten van deze tijd. Al 25 jaar is hij actief in de wereld van de jazz, improvisatie en creatieve muziek als pianist, keyboardspeler, organist en componist. Taborn staat al jaren bekend als een veel gevraagd begeleider van spraakmakende saxofonisten als Tim Berne, Chris Potter, Chris Speed, Mark Turner en diverse anderen. Ook nam hij een aantal malen in duo vorm op, zoals met andere piano fenomenen als Vijah Jyer, Kris Davis en Ikue Mori. Maar het is alweer 10 jaar geleden dat hij een solo cd opnam “Avenging Angel” ook op ECM, dit album werd alom hogelijk gewaardeerd en dus werd het tijd voor een nieuwe solo opname en dat is “Shadow Plays”, opgenomen in 2020 in het Wiener Konzerthaus en bestaand uit louter improvisaties waarbij achter elk stuk toch een idee schuilt. De cd begint fluisterzacht met het nummer “Bird Templars”, Taborn bouwt hier een spannend spel op tussen beide handen, met een bijna rinkelend geluid enerzijds en donkere motieven daar tegenover hetgeen een bijna spiritueel effect teweeg brengt. Wonderschone klanken die de luisteraar wegvoeren van de alledaagse werkelijkheid als in een droom. In “Discordia Concors” is er sprake van een verdichting van de klanken in de vorm van muzikale clusters. Met “Conspiracy of things” komen we dichter bij de geëigende pianostukken met zelfs gedeelten die doen denken aan de bop van weleer, Bud Powell bijvoorbeeld. “Concordia Discors” met zijn snelle lichtvoetige wendingen roept reminiscenties op aan pianisten als Herbie Nichols, maar ook Thelonius Monk, spannende muziek dus, die enorm boeit. De invloed van klassieke componisten als een Béla Bartók en anderen is ook duidelijk aanwezig in de stukken op dit album, improvisatie stond bij mensen als Bach, Beethoven en Mozart hoog in het vaandel, maar dat is men tegenwoordig duidelijk vergeten, er wordt alleen maar nagespeeld. In het titelnummer “Shadow Play”, bijna 19 minuten lang, zijn die klassieke invloeden zeker te herkennen, hoewel een verstokte concertgebouw ganger waarschijnlijk gruwt bij het aanhoren van deze klanken, het zij zo. Het zal waarschijnlijk te maken hebben met de harde dissonanten zoals we die kennen van Cecil Taylor. Mij stoort dat allerminst, ik geniet met volle teugen van dit meesterwerkje, zonder twijfel het boeiendste stuk op dit uiterst geslaagde album, ik kan het eenieder die openstaat voor improvisatie muziek, van harte aanbevelen. Het album eindigt met “Now in hope”, een toepasselijke titel want het nummer straalt hoop en verwachting uit met lieflijke melodieën die elkaar afwisselen of in elkaar overvloeien, mooi en knap. Dat is duidelijk ook het geval bij het aanwezige publiek te horen aan de luide bijval na afloop. Jan van Leersum.
|